Etymologie - Piggy Bank Facts

Ga naar de inhoud

Etymologie

Geschiedenis
Is “piggy bank” Engels voor spaarvarken?
Een spaarvarken is een heus varken, anders heet het een spaarpot. Zo is dat bij ons. In andere talen is dat uiteraard anders, maar bij de Engelse vertaling is er wat bijzonders aan de hand. Al lijkt dat niet zo in de respectabele Engelse woordenboeken:
▶ Oxford Dictionary: piggy bank ▶ a money box, typically one shaped like a pig
▶ Longman Dictionary of contemporary English (1978): piggy bank ▶ a small container usually in the shape of a pig, used by children for saving coins.

Als je buiten onze grenzen een spaarvarken wil kopen en je vraagt om een “piggy bank” dan komt de vriendelijke juffrouw of meneer van de winkel aan met alle soorten spaarpotten, maar doorgaans niet met een varken. “Dat bedoel ik niet”, zeg je dan. Maar dat is nou juist wel waarom je vroeg. “Piggy bank” is (tegenwoordig) helemaal geen spaarvarken. Vraag dus om een “pig piggy bank”. Hoe dat zo gekomen is? Onder invloed van Google of welke zoekmachine ook? Met de zoekterm “piggy bank” krijg je alles met een geldgleuf er in te zien. “Piggy bank” is (in ieder geval op internet) verworden tot is een containerbegrip voor spaardoosjes, potten, bussen en alle mogelijke dieren tot mensenhoofden (in keramiek!) met geldgleuf en ook varkens.

Sinds wanneer is “pig” uit “piggy”(bank) geen varken meer? Het meest waarschijnlijk is dat onder invloed van de Amerikanen die het Engels naar hun hand zetten (en begrippen veralgemenen, lostrekken van hun context) en internettaal (door de zoekmachines). Sommigen zoeken de verklaring verder terug in de tijd. Het is ongeveer 1500 als er voorraadpotten gemaakt worden van een goedkope kleisoort genaamd pygg. Pygg, een woord van Engelse oorsprong, was een dichte oranje klei (vergelijkbaar met steengoed/gres) die veel gebruikt werd om voorraadpotten (jars) van te maken. De algemene naam voor deze potten was “pygg jars”. Deze werden algemeen gebruikt en er werd van alles ingestopt, ook geld. De evolutie in taal van “pygg jars” naar “pig(gy) banks” ontstond volgens sommige etymologen in de loop der generaties. Mensen bleven hun geldpotjes “pygg jars” en later “pig banks,”noemen. Los van het materiaal; dat deze oorspronkelijk van klei waren geweest wist niemand meer, ook was er geen associatie met 'pig' als in 'varken'. Omstreeks 1600 wordt in het Engelse taalgebied ook wel "thriftbox" gezegd als men spaarpot bedoelde (thrifty: spaarzaam, zuinig, zie Thrifty). En Christmas box of apprentice box. Geoormerkte spaarpotten dus, net als de boete-(spaar-)pot van de Gilden in de Middeleeuwen. Of gewoon money box. Dus...?

Experts zijn het vaak met elkaar oneens. Zo ook hier. Er is volgens andere experts geen bron te vinden die iets vermeldt van een kleisoort die pygg zou heten. "Utter nonsense", stellen zij. Bovendien is de term “pygg bank” etymologisch niet traceerbaar en in het Amerikaanse taalgebied zou het woord ‘pig(gy) bank’ pas omstreeks 1900 opduiken, beweren sommige Amerikaanse experts. Wat ook  "utter nonsense" is.... Als het “pygg” verhaal niet klopt, waarom is een “piggy bank” dan niet gewoon een varken om in te sparen (zie de woordenboeken) maar een woord voor alle spaarcontainers?
Wat een gedoe om een spaarvarken, je zou het bijna stuk gaan gooien........

Sparen
Om te kunnen sparen moet aan 2 condities zijn voldaan:
1. Er bestaat geld in de vorm van muntjes (de eerste munten werd in 660 v.Chr. gemaakt en waren een combinatie van goud en zilver).
2. En er is overvloed (aan geld) of besef dat na vette jaren magere jaren kunnen komen.
Conditie 1 zegt iets over de tijdbepaling, voordat er muntgeld bestond, was er geen noodzaak iets op te bergen. Dus zijn er op z’n vroegst vanaf spaarpotten vanaf 660 v.Chr. Conditie 2 zegt iets over sparen voor eigen gebruik, anders wordt het “offeren”.

Dikke van Dale: Sparen
Sparen overgankelijk werkwoord; spaarde; heeft gespaard (1201-1250) verwant met Oudkerkslavisch sporŭ (overvloedig), van dezelfde stam als spoel. Woordvormen:
▶1. niet opmaken, synoniem:bewaren ▶2. voor slijtage behoeden ▶3. zuinig zijn met 4. (m.n. kosten en tijd) uitzuinigen, besparen ▶5. zich onthouden van, synoniem: nalaten ▶6. zuinigheid betrachten, de uitgaven beperken ▶7. verzamelen ▶8. niet blootstellen, m.n. niet lastigvallen, geen leed aandoen, synoniem: ontzien ▶9. in het leven laten, niet doden ▶10. sparen voor niet blootstellen aan, behoeden voor, synoniem: vrijwaren ▶11. iemand iets sparen het iemand niet laten horen of zien, synoniem:iemand iets besparen "spaar me die gissingen, de verhalen maar".

Dikke van Dale: Offeren
Offeren overgankelijk werkwoord; offerde; heeft geofferd (901-1000), ontleend aan Latijn offerre. Woordvormen:
▶1. met de gebruikelijke plechtigheden aan de of een godheid als offer brengen ▶2. als hulde aanbieden ▶3. schenken, afstaan ▶4. (informeel) betalen, dokken ▶5. zich geven, zich wijden aan ▶6. (een dam- of schaakstuk) laten slaan om een betere positie te verkrijgen.

Op mijn grote website over spaarvarkens geef ik verschillende verklaringen waarom het varken symbool is voor spaarzaamheid, ik verwijs daar kortheidshalve naar.
Noemde men een spaarvarken altijd al spaarvarken?
Nee dus. Experts puzzelen al jaren met de vraag of het spaarvarken wel ‘algemeen goed’ was en of het altijd al  spaarvarken genoemd werd.
Het begrip ‘spaerpot’ komt in het Nederlands in elk geval voor sinds 1512, toen het in een toneelstuk werd vermeld. Uit 1798 is een passage bekend waarin staat:
“Spaarpotten, privébeursjes, steenen varkens, en al wat van die soort van geheime bewaarplaatsen…”
Klaarblijkelijk was het fenomeen spaarpot in die tijd al bekend in ons land. In een artikel in Onze Taal (‘Spaarvarken’ in Woordsprong , april 2017) schreven H. Beelen en N. van der Sijs over de inburgering van het woord ‘spaarvarken’ in het Nederlands én de interessante rol van sprookjesverteller Hans Christian Andersen daarbij, het volgende:
“Vanaf 1885 spreekt men van ‘stenen spaarvarken’ en ook al van kortweg ‘spaarvarken’. De voorwerpen waren inmiddels geheel ingeburgerd, want een krantenbericht uit 1895 spreekt van een “ouderwetsche steenen spaarvarken met een gleuf”. En vanaf 1899 wordt spaarvarken de normale benaming. Daaraan heeft de Deense schrijver Hans Christian Andersen ongetwijfeld bijgedragen. Uit 1854 stamt zijn sprookje Pengegrisen (letterlijk ‘geldvarken’), dat in 1858 in Nederlandse navertelling bij ons bekend raakte onder de titel ‘Het spaarvarken’.”
Sommige spaarvarkens kregen ook nog een naam. Bijvoorbeeld: A. D. Hildebrand  schiep de naam Centebuik (1932) en Joop Löbler (net als Hildebrand kinderboekenschrijver) noemde het spaarvarken Stuiverbuik (1935). Het varken van het Nationaal Spaarfonds heette "Pepijntje".
Terug naar de inhoud